Antwoord: Gerda BLS3 les3

  • brenda-van-es

    Organisator
    augustus 21, 2023 op 1:36 pm

    Snel heeft Floris zich in het toilet ontdaan van zijn Australische uniform. Nu hij weer in het Nederlandse uniform gestoken is, voelt hij zich iets beter opgewassen tegen het aanstaande gesprek. Hij is nerveus, hoe zal de generaal hem behandelen? Hij heeft de kazerne in Medan zonder toestemming verlaten. Wat als de generaal hem als deserteur bestempelt, dan wacht hem mogelijk de doodstraf.

    Hij klopt op de deur. ‘Binnen,’ zegt een stem. Hij haalt diep adem en doet de deur van het kantoor open.

    Achter het houten bureau zit een kalende man met een bril. Generaal Wedzinga die bekend staat als rechtvaardig man. Floris salueert en hoopt dat dat de man in een milde bui is.

    De generaal kijkt op van zijn rapport. ‘De Boer?’

    ‘Ja generaal.’

    ‘Dat was een gewaagde zet van u om van Sumatra naar Java te reizen. Hoe had u nu zelf verwacht dat de zaken zouden gaan?’

    Floris blijft de man recht aankijken. ‘Zover heb ik niet gedacht generaal.’

    ‘Dat is nogal achterlijk, vindt u zelf niet De Boer.’

    Hij staat nog steeds stijf voor de inmiddels gesloten deur. Wat moet hij daarop antwoorden? ‘U heeft gelijk generaal. Ik kon alleen aan mijn gezin denken.’

    Wedzinga is van zijn stoel opgestaan en leunt met zijn handen op het bureau, waardoor hij iets vooroverbuigt en in zijn oor zegt: ‘U denkt dat u gewoon alle bevelen in de wind kunt slaan en op eigen houtje kunt handelen. Wie van ons wil er niet naar zijn familie? Denkt u soms dat u de enige bent?’ De generaal ijsbeert achter zijn bureau.

    De spieren van Floris’ armen die gespannen langs zijn lichaam hangen voelen pijnlijk. Hij weet niet goed wat er van hem verwacht wordt en besluit niet te reageren op deze schijnbaar retorische vragen.

    Wedzinga gaat zitten en kijkt hem een paar seconden stilzwijgend aan. Floris heeft moeite de gemoedstoestand van de man de peilen.

    ‘U begrijpt dat wat u heeft gedaan gelijk staat aan desertie? Op desertie in oorlogstijd staat de doodstraf.’ Hij pakt pen papier om een notitie te maken.

    Floris slikt moeizaam. ‘Mag iets voor mijn eigen verweer naar voren brengen generaal?’

    Wedzinga knikt ogenschijnlijk verveeld. Het is duidelijk dat hij niet weet wat hij met de situatie aan moet.

    ‘Ik heb me vrijwillig bij u gemeld. Tijdens mijn driejarig krijgsgevangenschap heb ik mijn vrienden zien sterven. Hoe kan ik niet op zoek gaan naar mijn vrouw en dochter? Als u mij de doodstraf oplegt, is mijn laatste wens dat u hen veiligstelt. Doe met mij wat u wenst maar red mijn gezin.’

    Floris en de generaal kijken elkaar aan. Een poosje is er niets anders te horen dan de geluiden van het exercitieterrein, een marslied en bevelen. Dan gaat de generaal staan en loopt naar hem toe. Vlak voor zijn neus staat hij nu. ‘Oké, maar u gaat allereerst de cel in om uw daden te overpeinzen. Ik zal u niet executeren, het is tenslotte geen oorlog meer en we hebben iedereen nodig die er is. Maar laat ik duidelijk zijn, nog een fout van u en ik zal me bedenken.’

    ‘Dank u generaal.’

    Wedzinga roept een paar soldaten die Floris naar buiten flankeren. ‘Deze man naar de cel begeleiden heren.’